Op een dag vond Hotze Haring een formulier dat hij niet kende.
Het was flinterdun, mintgroen, en het had zes vakjes met de aanduiding āeventueelā.
Hij begon te beven.
Dit was… preexistentiĆ«le bureaucratie.
De rest van de dag bracht hij door op zijn stoel,
terwijl hij in alle ernst het formulier voorlas aan zijn bureaulade.
De volgende ochtend was hij verdwenen.
Alleen het D37-b lag nog op zijn toetsenbord, ingevuld met onzichtbare inkt.
“Waar is Hotze Haring,” vroeg Hotzes baas met bulderende stem aan de bureaulade.
Die schoof open en dicht van de zenuwen.
āWe weten het niet, we weten het niet,ā lispelde hij zachtjes.
āHet laatste wat ik hem hoorde zeggen was: ik DOE het niet meer, ik DOE het niet meer.
En toen was hij weg.ā
Hotzes pinnige secretaresse pakte bedachtzaam formulier D37-b van het toetsenbord.
“Kijk,” zei ze, “het is ingevuld met onzichtbare inkt!”
De baas en de bureaulade bogen zich over het formulier.
āIk zie niks,ā zei de baas.
āIk ook niet,ā zei de bureaulade.
āNatuurlijk zien jullie niks, de inkt is onzichtbaar!ā
sprak de pinnige secretaresse, die Hotze kende als geen ander
en wist dat hij graag geheimzinnig en interessant deed.
Ze pakte een kaars en stak hem aan…
…en hield het mintgroene vel heel langzaam boven het flakkerende vlammetje.
Langzaam, langzaam kleurden de vakjes.
Niet met woorden,
maar met tekentjes.
Onverklaarbare kriebels, miniatuurfrumbels,
een cirkel met een stip erin,
een ladder, een voet, een wolkje dat zucht leek te zeggen.
De baas gromde:
āDit⦠dit is geen correcte opgave!ā
De bureaulade piepte:
āHet lijkt⦠het lijkt wel emotie.ā
De secretaresse knikte.
āHij heeft zichzelf uitgeschreven.ā
En sindsdien, op regenachtige dinsdagen,
komt er soms een formulier binnen zonder afzender,
gevouwen als een vliegtuigje,
met ƩƩn vakje aangekruist:
āEventueel.ā